Doven en slechthorenden hebben niet vaker problemen op het gebied van intimiteit en seksualiteit dan horende mensen. Wel zijn er zaken waar zij tegenaan lopen waar horende mensen – dus ook partners – zich vaak niet meteen bewust van zijn.

 

Volgens het Nederlands Gebarencentrum zijn er in Nederland ongeveer 1,5 miljoen doven en slechthorenden. Elk verhaal over de achtergrond van en de omgang met gehoorverlies is weer anders. Zo is er aangeboren doofheid, aangeboren slechthorendheid, verworven slechthorendheid en plots- en laatdoofheid. Daarom is het begrijpelijk dat ook de invloed die een auditieve beperking op intimiteit en seksualiteit heeft sterk kan verschillen van persoon tot persoon, en deze uitwerking kan ook positief zijn. Ieder persoon ervaart dit op zijn/haar/hun eigen manier.

Een auditieve beperking & sociaal contact

Doven en slechthorenden krijgen de geluiden om hen heen niet (allemaal) mee, wat lastig kan zijn omdat geluiden en gesproken taal veel informatie geven over hoe het gesprek verloopt en wat er bij de ander gebeurt. Deze informatie kan alsnog worden opgepikt door naar de gesprekspartner(s) te kijken en te liplezen wat er wordt gezegd, of door iemands mimiek en lichaamshouding te “lezen” en zo te bepalen hoe een boodschap wordt bedoeld.

Voor veel dove en slechthorende mensen is de Nederlandse Gebarentaal hun moedertaal. Voor hen is het fijn als horende mensen kunnen gebaren zodat ze in hun eigen taal kunnen communiceren. Als dit niet het geval is dan vraagt dit van beide partijen dat zij zich aanpassen om ervoor te zorgen dat ze de ander begrijpen en zelf ook begrepen worden. Dit afstemmen op de ander en het verzamelen en verwerken van alle (onuitgesproken) informatie kan doven en slechthorenden veel tijd en energie kosten, waardoor zij sneller vermoeid raken. In grote(re) groepen wordt er vaak door elkaar heen gepraat en gebeurt er veel tegelijk, waardoor doven en slechthorenden soms signalen missen en zich buitengesloten kunnen gaan voelen. Mensen die eerder wel konden horen maar nu niet meer kunnen dat als een groot gemis ervaren en worstelen vaak met gevoelens als rouw, eenzaamheid en onzekerheid.

Tegenwoordig kan er in steeds meer gevallen online met geschreven taal gecommuniceerd worden, via de mail of in apps. Toch kunnen er zich situaties voordoen waarin een dove of slechthorende ongewild afhankelijk is van een ander, bijvoorbeeld wanneer iets alleen telefonisch geregeld kan worden.

Afstemmen en aflezen

Horende mensen kunnen tijdens intieme momenten aangeven wat ze wel of niet fijn vinden door dit uit te spreken of door geluiden te maken die aangeven of iets stimulerend of juist remmend werkt. Als een dove of slechthorende dit met gebaren wil vertellen dan kan het ervaren worden alsof de situatie wordt stilgelegd, omdat tegelijkertijd gebaren én doorgaan met het seksuele spel niet altijd samengaan.

Van dove en slechthorende mensen is bekend dat de andere zintuigen vaak beter werken, ook geven zij aan meer sensitief te zijn. Ze zijn meer visueel ingesteld, gevoeliger voor aanrakingen en hebben meer gevoel voor tast. Het is fijn als de sekspartner daarop afstemt. Als er meer via mimiek, lichaamshouding en oogcontact wordt gecommuniceerd kunnen dove en slechthorende personen makkelijker aflezen wat de ander wel of niet fijn vindt. Veel sekspartners geven aan dit zelf ook als fijn en intiem te ervaren.

Om elkaar en de communicatie goed te kunnen zien kan het fijn zijn om af te spreken dat het licht (gedempt) aan blijft tijdens het vrijen.

Expliciete gebaren

Gebarentaal is een beeldende taal en de gebaren rondom seksualiteit zijn nogal expliciet. Flirten en seksuele zaken bespreken kan daarom niet op “fluistertoon”: anderen zullen meekrijgen wat er wordt verteld. Een tip is om kleiner en wat lager dan midden in het gezichtsveld te gebaren, bijvoorbeeld half onder tafel of een beetje verdekt naast het lichaam, zodat omstanders de gebaren minder goed kunnen zien. De positieve kant van het feit dat deze gebaren zo expliciet zijn, is dat alles duidelijk en onomwonden wordt benoemd. Alle wensen, grenzen, behoeften en andere zaken rondom intimiteit en seksualiteit kunnen zonder risico op misverstanden worden besproken.

Doven en slechthorenden die een partner zoeken die net als zij een auditieve beperking heeft zijn aangewezen op de mensen in de dovengemeenschap. Omdat de dovengemeenschap relatief klein is, is de vijver waarin zij vissen dat ook. Als er sprake is geweest van een vervelende (seksuele) ervaring met een persoon uit deze gemeenschap dan is de kans groot dat de betrokkenen elkaar blijven tegenkomen. Ook wordt er onderling niet makkelijk en open over intieme of seksuele ervaringen gesproken omdat zo’n persoonlijk verhaal relatief snel rondgaat binnen de dovenwereld en dan een eigen leven gaat leiden.

Dan zijn er nog twee praktische punten. Gehoortoestellen kunnen gaan piepen tijdens lichamelijk contact, als ze dicht bij elkaar komen, en dat is een naar, verstorend geluid. Ook kan het remmend werken dat je er als dove of slechthorende rekening mee moet houden dat je het weliswaar zelf niet (goed) hoort als je geluiden maakt tijdens de seks… maar je buren misschien wel.

Seksuele voorlichting voor jongeren met een auditieve beperking

Van jongs af aan krijgen horende kinderen af en toe wat mee over seks, bijvoorbeeld wanneer ze hun ouders er onderling of met anderen over horen praten of omdat ze er iets over opvangen via social media of een tv-programma. Dove en slechthorende jongeren krijgen hier minder of niets van mee en missen dit incidentele leren. Daardoor hebben deze jongeren over het algemeen minder kennis over seksualiteit en intimiteit. Dit maakt dat ze afhankelijk zijn van het moment waarop hun ouders/verzorgers, familieleden, leerkrachten, begeleiders of vrienden over deze onderwerpen beginnen. Soms voelen de ouders/verzorgers zich niet gebarentaalvaardig genoeg om het gesprek over seksuele voorlichting met hun kind aan te gaan en dan hebben de leerkrachten hierin een belangrijke rol. Zij kunnen goed gebaren en kunnen daarmee alles vertellen en uitleggen. Daarbij is herhaling belangrijk, zodat de informatie er goed in kan slijten. Ook kan het helpend zijn om de informatie om te zetten in visueel beeldmateriaal zoals teksten, tekeningen, picto’s, foto’s en filmpjes.

Met de komst van internet is alle informatie veel toegankelijker geworden voor iedereen, dus ook voor dove en slechthorende jongeren. Veel apps en filmpjes bieden ondertiteling, zodat zij op die manier zelf op zoek kunnen gaan naar informatie over seksualiteit. Ze zullen daarbij echter niet altijd de nuance van filmpjes en informatie meekrijgen, daarom is het belangrijk dat deze nuance door ouders/verzorgers, leerkrachten of begeleiders wordt uitgelegd. Ook rolmodellen zijn belangrijk. Via deze rolmodellen kunnen ze nuances en vooral grenzen meekrijgen door te ervaren, leren en ontdekken. Dit stuk van de voorlichting leren de jongeren echt alleen van een doof of slechthorend rolmodel of door zich in de dovengemeenschap te begeven: het is niet iets wat horende ouders, leerkrachten en begeleiders kunnen meegeven en bijbrengen.

 

Tips van mensen met een auditieve beperking:

Het mooiste wat je voor een doof of slechthorend persoon kunt doen is diegene aankijken, rustig praten en duidelijk articuleren. Op die manier kan de ander goed liplezen en “verstaan” wat je zegt.

Dove en slechthorende mensen geven aan dat het belangrijk is dat het contact met de persoon zelf wordt aangegaan: praat met de persoon in plaats van over de persoon via de tolk of iemand anders. Het geeft niet als je niet kunt gebaren, maar probeer je best te doen op de communicatie. Deze inzet wordt erg gewaardeerd!

Dove en slechthorende mensen geven daarnaast één tip mee voor alle professionals die werken met mensen met een auditieve beperking: NIVEA (Niet Invullen Voor Een Ander). Ga niet zaken invullen voor de dove of slechthorende persoon, maar vraag het die persoon of vraag advies aan een ervaringsdeskundige.

Auteurs Gertruud Prinssen en Ditta Jansma-de Boer, adviseurs Relaties, Intimiteit en Seksualiteit binnen zorg en welzijn. Zij werken voor Kentalis, een organisatie voor mensen met een auditieve beperking. Ditta is tevens een van de trainers van Fabriek69

Leestip:

Wil je als professional vaardiger worden in het geven van seksuele voorlichting bij mensen met een (auditieve) beperking? Neem dan contact met ons op voor de mogelijkheden voor een training. Neem contact met ons op

 

Wie herinnert zich deze song van Rob de Nijs uit 1977 nou niet? Het derde couplet begint met de woorden ‘Ik was 16 en jij was 28’ , een tekst die veel stof zou doen opwaaien als het nummer in deze tijd zou worden uitgebracht.

Nu hoor ik je denken: ‘Je kunt tegenwoordig echt níets meer zeggen!’ Maar het is juist goed dat een soortgelijke tekst nu een stevige discussie zou aanwakkeren. In de jaren 70 waren de overtuigingen over seksueel misbruik heel anders. Gerenommeerde onderzoekers gaven toentertijd aan dat 1 op de 1 miljoen vrouwen te maken had met seksueel misbruik. Nu weten we dat er in iedere klas twee kinderen zitten die seksueel misbruik meemaken en dat 1 op de 2 vrouwen geconfronteerd wordt met seksueel geweld. Cijfers die je koude rillingen bezorgen.

Gelukkig veranderen er zaken en krijgen we mettertijd meer inzichten. Als je vroeger als kind leukemie had dan was de kans dat je daaraan zou komen te overlijden enorm groot: rond de 95 procent. Door onderzoek en kleine stapjes voorwaarts te maken is de overlevingskans van kinderen met leukemie inmiddels 95 procent.

Bij het thema seksueel misbruik ligt dat natuurlijk ietsje anders en dat komt doordat er veel afweer bij ons als omstanders zit. We willen liever niet weten of zien dat er misbruik plaatsvindt dus kijken we ervan weg. Dit doen we bewust en onbewust. Als we meer open zouden staan om de signalen (als die er al zijn) op te pikken dan durven we misschien eerder het gesprek hierover aan te gaan. We weten dan beter hoe we moeten reageren bij onthullingen en hoe juist niet. Hierdoor voelen slachtoffers zich gehoord en gezien. Door inzicht te krijgen in hoe vaak seksueel misbruik voorkomt en welke mechanismen meespelen hebben we een goede kans dat we seksueel misbruik eerder kunnen signaleren en stoppen. Stapje voor stapje komen we vooruit in deze thematiek.

 

Wat kun jij doen?

Het antwoord op die vraag is heel eenvoudig en tegelijkertijd heel moeilijk. Het belangrijkste wat jij kunt doen, is erkennen dat seksueel misbruik voorkomt. Wees je ervan bewust dat in 85 procent van de gevallen de dader een bekende is van het slachtoffer: het kunnen mensen zijn – mannen én vrouwen! – die bij jou in de straat wonen of misschien zelfs wel bij jou in huis. De dader is niet per definitie een enge, gestoorde man die zijn prooi beloert vanuit de bosjes of een bestelbusje. Vaak is het de joviale vader, de gezellige bonusmoeder, de fijne oom, de lieve broer of opa, de vrolijke tante, de stoere buurjongen, de geduldige zwemjuf et cetera.

Als je deze ommezwaai in de overtuigingen in jouw hoofd hebt gemaakt dan kun je nog meer impact maken door het volgende te doen:

  • Leer kinderen al vanaf heel jonge leeftijd alles over bloot zijn, het eigen lichaam en hoe alle lichaamsdelen heten. Benoem hierbij ook de geslachtsdelen bij hun naam: penis en vulva. Het is belangrijk om kinderen de juiste taal te leren. We leren ze ook niet dat hun neus een ‘ruiktoeter’ is, of dat hun oren ‘luisterdoosjes’ zijn, dus waarom zouden we dat dan wel doen bij de penis en de vulva? Als kinderen de juiste termen kennen voor hun lichaamsdelen – dus ook de geslachtsdelen – kunnen ze eerder aangeven wat wel fijn voelt en wat ze niet fijn vinden. Kortom: geef goede seksuele voorlichting.
  • Geef voorlichting over leuke en niet-leuke geheimen. Bespreek bijvoorbeeld met kinderen wat in hun huis fijne plekken zijn. ‘En wat zijn de minder fijne plekken?’ Vertel dat er mensen zijn die heel aardig en lief kunnen zijn, en dat je met hen fijne en leuke dingen kunt doen zoals samen koken of spelen, maar dat ook deze mensen soms dingen kunnen doen die je in de war maken: ‘Dingen die je niet fijn vindt. Kom dan gerust naar mij toe.’
  • Respecteer het als een kind niet wil praten. Lees voor uit bijvoorbeeld Sam en het niet-leuke geheim(door Pieter Melsen en Wouter Vaessen) of Charlie, een boek over aanraken en aanzitten (door Pieter Melsen en Iva Bicanic). Zorg dat je taal hebt voor de juiste seksuele voorlichting en vorming. Er zijn genoeg goede boeken die jou als (professionele) opvoeder daarbij kunnen ondersteunen.
  • Voor nog meer tips en advies kun je altijd contact opnemen met Fabriek69.

Mocht het toch fout gaan, neem dan contact op met het Centrum Seksueel Geweld. Op hun website (centrumseksueelgeweld.nl) vind je veel vlogs en blogs voor de verschillende doelgroepen en professionals.

En als je ‘Het werd zomer’ nog eens voorbij hoort komen, laat de eerste zin van het derde couplet dan een reminder zijn dat jij het verschil kunt maken als het gaat om seksueel misbruik.

 

Artikel door: Christel van der Horst, Fabriek69 en auteur van ‘Het grote 9tot5 taboe’ samen met Jeroen Hindriks. 

De online wereld is voor jongeren net zo echt als een gesprek op het schoolplein – misschien zelfs echter. Het is dus ook belangrijker dan ooit dat ouders op de hoogte zijn van de risico’s die zich voordoen op het internet, zoals online seksueel geweld. Het is een onderwerp waar veel ouders liever niet over nadenken, maar bewustwording en open communicatie zijn cruciale wapens in de strijd tegen deze vorm van misbruik.

Het echte leven online

Jongeren zijn in ontwikkeling en zoeken hun identiteit, waarbij ze vaak experimenteren met relaties en seksualiteit. Het is belangrijk te begrijpen dat het normaal is voor jongeren om dit ook online te doen. Of misschien zelfs: juíst online. Dit hoort bij hun ontwikkeling en is op zichzelf geen probleem. Wel is het belangrijk dat ze leren wat gezonde grenzen zijn, hoe ze respectvol met zichzelf en anderen omgaan en wat de risico’s zijn van online gedrag.

Communicatie en relaties spelen zich steeds vaker via digitale kanalen af. De combinatie dat jongeren digitaal vaardig zijn maar emotioneel nog in ontwikkeling, maakt hen extra kwetsbaar voor manipulatie, groepsdruk en misleiding online. Veel jongeren voelen zich bovendien niet vrij om met hun ouders te praten over dit soort ervaringen uit angst voor schaamte, straf of onbegrip. Juist door deze ontwikkeling te erkennen, kunnen ouders het gesprek aangaan zonder oordeel – en zo veiligheid en vertrouwen bieden.

What happens online… (Wat online gebeurt…)

Online seksueel geweld omvat verschillende vormen van grensoverschrijdend gedrag via het internet. Denk hierbij aan sexting onder dwang, grooming (het online benaderen van minderjarigen met als doel seksueel contact), sextortion (afpersing met seksueel getinte beelden), het verspreiden van seksueel beeldmateriaal zonder toestemming (ook wel ‘exposen’ genoemd), en seksuele intimidatie via berichten of sociale media. Ook deepfake-technologieën worden inmiddels ingezet om seksueel getinte beelden te manipuleren of te fabriceren. Daarnaast komt het voor dat wat online begint, ook offline plaatsvindt. Hierbij kun je denken aan afpersing die online begonnen is, maar waarbij de pleger het slachtoffer dwingt tot een ontmoeting offline.

… doesn’t stay online (… blijft niet online)

De impact van online seksueel geweld kan diepgaand en langdurig zijn. Net zo diepgaand en langdurig als de impact van offline seksueel geweld. Jongeren kunnen zich schamen, schuldig voelen, angstig of depressief worden, zich isoleren of zelfs suïcidale gedachten ontwikkelen. Ook hun vertrouwen in anderen – en in zichzelf – kan ernstig beschadigd raken. Slachtoffers ervaren vaak een gevoel van verlies van controle, wat extra traumatisch is omdat de beelden zich vaak eindeloos blijven verspreiden.

Wat kunnen ouders doen?

Als ouder heb je misschien het gevoel aan de zijlijn te staan van de wereld van je kind waarin je de regels niet kent. Je schreeuwt soms iets vanaf die lijn, maar écht begrijpen doe je het niet. Toch is je invloed groot en kun je veel betekenen vanaf de zijlijn.

Informeer jezelf: Zorg dat je weet wat online seksueel geweld inhoudt. Er zijn betrouwbare bronnen, zoals de websites van Centrum Seksueel Geweld, Helpwanted.nl of de politie, die duidelijke uitleg en actuele informatie bieden.

Wees benaderbaar: Het allerbelangrijkste is dat je kind weet dat het bij jou terecht kan. Luister zonder te oordelen. Laat merken dat je er bent om te helpen, niet om te straffen.

Praat op tijd: Wacht niet tot er iets misgaat. Bespreek op jonge leeftijd al wat respectvolle omgangsvormen zijn, ook online. Maak het normaal om over internetgedrag en relaties te praten. Heb je dat niet gedaan en is je kind inmiddels tiener en denk je: ‘laat dan maar, ik ben te laat’; niet doen! Wat voorheen je redenen ook waren om het gesprek niet te voeren; doe het alsnog. Het beste moment na ‘op jonge leeftijd’ is nú.

Leer ze kritisch nadenken: Moedig je kind aan om na te denken over wat ze delen, met wie, en waarom. Bespreek samen situaties: “Wat zou je doen als iemand je iets vraagt waar je je niet goed bij voelt?”

Gebruik de juiste hulpmiddelen: Er bestaan apps en instellingen waarmee je ongepaste content kunt beperken of in de gaten kunt houden wat je kind doet. Gebruik deze niet om te controleren, maar om samen veiligheid te creëren.

Weet wat je moet doen als het misgaat: Als je kind slachtoffer wordt, is het belangrijk om rustig te blijven. Het allergrootste cadeau dat je als ouder je kind kan geven, is jouw kalmte. Verzamel bewijs (zoals screenshots), meld het bij de juiste instanties (zoals Centrum Seksueel Geweld, Helpwanted.nl of de politie) en schakel professionele hulp in als dat nodig is. Laat je kind vooral weten dat het nooit hun schuld is.

Veilige haven

Je kunt als ouder niet alles voorkomen, maar je kunt wél het verschil maken door een veilige haven te zijn. Een plek waar je kind altijd terechtkan – ook als het online misgaat. Door open te luisteren, zonder oordeel, geef je vertrouwen en ruimte om te praten.

Blijf betrokken, blijf in gesprek en wees niet bang voor moeilijke onderwerpen. Juist dát maakt het verschil.

 

Geschreven door Sarah Tulling

Sarah Tulling (1982) is afgestudeerd toegepast psycholoog en werkt als casemanager bij Centrum Seksueel Geweld (CSG) in West-Midden Brabant. Ze ondersteunt slachtoffers van seksueel geweld. Niet alleen vanuit haar vak, maar ook vanuit persoonlijke ervaring. In 2022 kwam haar boek ‘Waarom reed je door de polder?’ uit, waarin ze vertelt over haar eigen worstelingen als slachtoffer en hulpverlener, maar daarnaast hoop geeft op een leven na seksueel geweld. Sarah schrijft regelmatig voor Fabriek69 een artikel, blog, column of een gedicht  over actualiteit met betrekking tot seksueel grensoverschrijdend gedrag.

In deze podcast gaan Christel en Ditta in gesprek met Jacqueline Kool en Evelien Spreitzer naar aanleiding van de documentaire Sexual Healing én de workshop die samen met o.a. beide gasten van onze podcast is gemaakt.

Over de gasten van deze podcast 

Jacqueline werkt als zelfstandig adviseur, onderzoeker en auteur op het gebied van disability studies. Thema’s in haar werk zijn o.a.: participatie, seksualiteit en beeldvorming van mensen met beperkingen. Daarnaast is zij bestuurder bij ZonMW en Stichting Tiresias. Ze heeft meerdere boeken geschreven, waaronder ‘Eros in de kreukels’.

Evelien is contentschrijfster voor Scouters en heeft de hoofdrol in de 2DOC Sexual Healing.

Over de documentaire Sexual Healing 

In de documentaire Sexual Healing gaat Evelien op zoek naar haar eigen seksualiteit.

Evelien is vanaf haar geboorte spastisch en snakt naar intiem contact en erkenning van wie ze is. Eveliens ontluikende nieuwsgierigheid en enthousiasme botsen met een diepgeworteld laag zelfbeeld. Toch gaat ze de confrontatie met zichzelf aan en overweegt ze een ontmoeting met een seksverzorger. Word je van seks inderdaad een heler mens?, vraagt ze zich hardop af. Een documentaire over de noodzaak van intiem, menselijk contact voor elk mens en hoe complex het kan zijn om dat te verwezenlijken wanneer seks hebben niet vanzelfsprekend is.

Sexual Healing – npodoc.nl

Wat hoor je in deze podcast?

Met Evelien en Jacqueline bespreken we o.a. hoe het voor  is  om in de dagelijkse zorg afhankelijk zijn van zorgverleners.

Op wat voor manieren ze te maken krijgen met aanraking en wat wel en niet fijn is en wat dit met hen doet.

Ook bespreken we de invloed van het wel of niet krijgen van seksuele voorlichting. En of daar bijvoorbeeld rekening is gehouden met dat het feit dat zij in een rolstoel zitten.

 De workshop Sexual healing 

Fabriek69 en Stichting Tiresias hebben samen een workshop over Sexual Healing ontwikkeld.
Hierin staan de thema’s vanuit de documentaire centraal en gaan we in op wat dit met cliënten en patiënten doet.

Verder geven we kennis en bewustwording mee over dit onderwerp en handvaten hoe te handelen voor professionals die werken met mensen met een beperking.

Neem voor meer informatie hierover contact met ons op via info@fabriek69.nl of via whatsapp op onze site.

AI gegenereerde afbeelding van kind voor schoolgebouw met grote mannen in pakken om het kind heen.

Deze week is de Week van de lentekriebels. Een week waarin zo’n 35% van de scholen aandacht besteden aan relationele en seksuele vorming. Zo’n 40% van de scholen gebruikt hiervoor wetenschappelijk onderbouwde methoden. (Bron:Rutgers).

Vorig jaar schreef Kaj van der Horst dit onderstaande artikel wat wij graag nog een keer onder de aandacht brengen. Omdat wij het heel belangrijk vinden dat kinderen op een passende wijze begeleid worden bij hun relationele en seksuele vorming, dit voor veilig opgroeien belangrijk is en ook een grondrecht van kinderen. Lees mee wat Kaj hierover schrijft:

 

 

‘Ieder kind heeft recht op gezonde seksuele ontwikkeling’

Op 16 mei presenteerden de PVV, NSC, VVD en BBB hun hoofdlijnenakkoord. Met deze plannen ‘gaat de zon weer schijnen in Nederland’, aldus PVV-leider Geert Wilders. Maar donkere wolken pakken zich samen boven ons land, vooral boven de onderwijssector. De onderwijsinvesteringen van het demissionaire kabinet worden afgebroken, terwijl het lerarentekort gigantisch is en het onderwijsniveau de afgelopen twintig jaar is gedaald. Gelukkig zal de conservatief-rechtse coalitie zich de komende jaren wél bemoeien met de invulling van het onderwijs. Onderwijsmethoden moeten voortaan ‘politiek neutraal’ zijn. Vooral de ‘relationele en seksuele voorlichting moet neutraal en beter toegesneden zijn op de leeftijd van leerlingen’. Dit impliceert dat de huidige seksuele voorlichting op scholen ondeugdelijk zou zijn. Deze discussie over politiek en onderwijs lijkt wat eigenaardig, maar is van oude datum. Er zijn in het verleden vaker disputen over onderwijsvrijheid gevoerd, veelal over de vraag wie zeggenschap heeft over de school als instituut. Opmerkelijk, want hoort de ontwikkeling van het individuele kind niet centraal te staan?

Onderwijsvrijheid

Het recht op onderwijs is vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet. De historische wortels van dit recht liggen in de negentiende en twintigste eeuw. Wie de geschiedenisboeken van de middelbare school erop naslaat zal lezen over de schoolstrijd, een conflict tussen christelijke en niet-christelijke groepen over de verhouding tussen openbaar (door de overheid verzorgd) en bijzonder onderwijs (uit particulier onderwijs ontsproten en doorgaans op levensbeschouwelijke basis gestoeld). Oftewel de strijd om volledige (financiële) gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs.

In 1917 kwam er door een grondwetsherziening een einde aan de schoolstrijd die het politieke leven in de tweede helft van de negentiende eeuw had beheerst: aan bijzonder onderwijs werden dezelfde financiële rechten toegekend als aan openbaar onderwijs. Deze ‘onderwijsvrede’ wordt vaak beschouwd als het definitieve einde van de schoolstrijd. De sterk ideologisch geladen strijd om de school werd echter niet beslecht maar als een Koude Oorlog voortgezet.

Voortgezette schoolstrijd

In de afgelopen drie decennia was de vrijheid van onderwijs regelmatig opnieuw onderwerp van politieke en maatschappelijke discussies. Rond de eeuwwisseling – en vooral na de aanslagen op 11 september 2001 – verhardde het politieke klimaat. Tegen deze achtergrond ontstond er een debat over de aanwezigheid van islamitische scholen in Nederland. De discussie situeerde zich op het snijvlak van de vrijheden van ‘stichting en richting’, het recht van particulieren/ouders om zelf een school te stichten met onderwijs dat overeenstemt met de eigen ideologische of godsdienstige opvattingen.

Ook de discriminatie van leraren en leerlingen met een homoseksuele leefwijze op reformatorische scholen is al jaren een steen des aanstoots. Om de zoveel tijd ontstaat er verontwaardiging als blijkt dat streng-gereformeerde scholen geen trek hebben in homoseksualiteit. De discussie gaat dan over de grenzen aan de vrijheden van ‘richting en inrichting’ van bijzondere scholen, bijvoorbeeld bij de toelating van leerlingen. Vier jaar geleden was er commotie rond een ‘anti-homoverklaring’ die een aantal streng-gereformeerde scholen door ouders liet ondertekenen. Arie Slob (CU), destijds minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs, zei eerst dat bijzondere scholen daar het recht toe hadden, maar nam onder druk van het parlement zijn woorden terug en stelde een onderzoek in naar de scholen. Sindsdien is er weinig veranderd, want in 2022 kwam aan het licht dat een aanzienlijk aantal reformatorische scholen homoseksuele relaties nog altijd openlijk afkeurt.

Tot op de dag van vandaag wordt onderwijsvrijheid bediscussieerd in politiek Den Haag. Er gaan steeds vaker geluiden op om de verankering van de vrijheid van onderwijs zoals die in de Grondwet is vastgelegd nog eens kritisch tegen het licht te houden. De christelijke partijen (CDA, CU en SGP) zijn van oudsher de belangrijkste steunpilaren van artikel 23. De Partij van de Arbeid (nu GroenLinks-PvdA) is weliswaar voorstander van het openbaar onderwijs, maar heeft alleen gepleit voor aanpassing en modernisering van het grondwetsartikel, nooit voor de afschaffing ervan. D66 kwam in 2022 met een initiatiefwetsvoorstel: het ‘individuele leerrecht’ dat alle kinderen in Nederland het recht op onderwijs moet geven. Het ‘belang van het kind’ speelt als rechtsbegrip een belangrijke rol in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) dat in 1995 door Nederland is geratificeerd en waarin het individuele recht op onderwijs is vastgelegd. D66 wil dat de uitgangspunten van het verdrag steviger worden verankerd in de huidige onderwijswetten.

Het individuele kind centraal

Cultuurpolitiek en onderwijs zijn een mijnenveld en geven met regelmaat aanleiding tot spanningen tussen politieke gemeenschappen. Een voorbeeld hiervan is de ‘Week van de Lentekriebels’, een nationale projectweek voor het speciaal- en basisonderwijs die elk voorjaar wordt georganiseerd door Rutgers in samenwerking met de regionale GGD’en. Deelnemende scholen geven een week lang les over relaties, intimiteit en seksualiteit. De Week leidt steevast tot flinke ophef: bezorgde ouders, conservatieve groepen en enkele politici beweren dat seksuele vorming op basisscholen schadelijk is voor kinderen. Het gevolg is polarisatie in politiek en samenleving, discussies aan talkshowtafels en stevige bedreigingen aan het adres van Rutgers.

De actuele discussie toont niet alleen de hardnekkigheid van de denktradities die hun oorsprong vinden in de schoolstrijd. Een reflectie op het verleden leert dat het zwaartepunt in het debat over onderwijsvrijheid ligt bij de vrijheden van ‘stichting, richting en inrichting’. Eerst, vooral in de negentiende en twintigste eeuw, ging het over het recht van ouders om scholen op te richten met een specifieke godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging. Later, in de eenentwintigste eeuw, ligt de discussie vooral op het snijvlak van de vrijheden van ‘richting en inrichting’, wat betekent dat het een school vrij staat om vanuit een religieuze of levensbeschouwelijke visie zelf de organisatorische en pedagogisch-didactische inrichting van het onderwijs te bepalen.

Het belang van het individuele kind wordt structureel vergeten: in de strijd rondom de school staat het kind doorgaans in de schaduw van ideologische groepsbelangen. Er is een andere, personalistische opvatting van onderwijsvrijheid nodig, die gaat over de mate waarin het individu zich kan verzekeren van onderwijs en ontwikkeling – dus ook de seksuele ontwikkeling. De World Association for Sexual Health (WAS) stelt dat seksuele rechten mensenrechten zijn. Ieder individu, dus ook een kind, heeft het recht op informatie: ‘Ieder mens zal via diverse bronnen toegang hebben tot wetenschappelijk correcte en begrijpelijke informatie met betrekking tot seksualiteit, seksuele gezondheid en seksuele rechten’ (art. 6).

Het is belangrijk dat seksuele voorlichting is gebaseerd op expertise en wetenschappelijke inzichten, anders ontstaat er een situatie waarin kinderen het recht op juiste informatie met betrekking tot seksualiteit en seksuele gezondheid wordt ontnomen. Een rampscenario voltrekt zich: scholen organiseren niet langer de ‘Week van de Lentekriebels’ maar de overheid organiseert de ‘Week van de Onderbuikgevoelens’ waarin informatie over seksualiteit wordt gecensureerd of opzettelijk verkeerd wordt voorgesteld. Gelukkig is de praktijk weerbarstiger. We leven in een rechtsstaat waarin de grondwettelijke vrijheid van onderwijs duidelijke grenzen stelt aan de overheidsbemoeienis met het onderwijs. Relationele en seksuele voorlichting is niet de taak van Geert, Caroline, Dilan en Pieter. Laat de pedagogisch-didactische invulling van de relationele en seksuele voorlichting op scholen vooral over aan professionals en experts op het gebied van relaties, intimiteit en seksualiteit.

 

Artikel geschreven door Kaj van der Horst, historicus en voormalig docent 

22 januari is het Grote 9tot5 taboe jarig. Hét management boek over het succesvol borgen en implementeren van beleid en visie over seksuele vorming en voorlichting voor onderwijs, zorg en welzijn. Een jaar geleden publiceerden onze collega’s Christel van der Horst en Jeroen Hindriks van Fabriek69 hun boek op basis van hun ervaringen en kennis.

Nu gaan we met onze collega’s in gesprek om het te hebben over:
* Hoe kijken ze terug op dit jaar na de publicatie?
* Wat hebben ze gemerkt van de impact van het boek?
* Zijn er dingen die ze, met de wijsheid van een jaar erbij, nog toe zouden voegen?
* En natuurlijk blikken we ook vooruit op de komende jaren!

Luister hier deze nieuwe feestelijke aflevering!

 

Een nieuw podcast seizoen gaat van start!

Met de overgang naar het nieuwe jaar is het hoog tijd eens te spreken over de overgang voor vrouwen. En wel specifiek voor vrouwen met een verstandelijke beperking.

Hoewel er de laatste tijd steeds vaker over de overgang gesproken wordt en werkgevers er meer en meer van bewust worden van de impact op de werkvloer is er voor een grote groep vrouwen in Nederland nog maar weinig aandacht. Vrouwen met een verstandelijke beperking en hun begeleiders hebben nog weinig kennis en informatie op dit gebied.

Met onder andere deze podcast willen we daar graag verandering in brengen.
Wat is er nodig voor deze vrouwen?
Welke mythes beïnvloeden de positie en ontwikkeling van deze vrouwen.

In deze podcast spreekt Christel van Fabriek69 met Anja van Woerdekom, specialist in hormonen in combinatie met een verstandelijke beperking. Anja is eigenaar van Care for Women in Doorn.

In deze aflevering wordt verwezen naar het boekje “Overgang”. Deze is verkrijgbaar via onze site: https://fabriek69.nl/product/vrouwen-informatie-overgang-verstandelijke-beperking-tips-begeleiders-verwanten/

 

Nu de feestdagen in aantocht zijn, kom je best veel mensen tegen die je al een tijdje niet hebt gezien: je spreekt je collega’s van een andere afdeling tijdens de kerstborrel en ver weg wonende familieleden schuiven aan met Kerst. En dan wordt er vaak geknuffeld en gezoend – en men verwacht dat jij daar gezellig aan meedoet. Maar hoe weet je eigenlijk wie je een hand kunt geven en wie een zoen of een knuffel? Dat is niet altijd duidelijk, waardoor je je soms ongemakkelijk voelt.

Wat zijn de (ongeschreven) regels?

Bij een nieuwjaarsreceptie of kerstfeest kom je vaak in situaties terecht waarin je moet kiezen: geef je die ene collega een hand of een zoen op de wang? Die tante een knuffel en die oom misschien drie zoenen?

Er zijn geen vaststaande regels, en iedereen denkt er anders over. Bovendien is elke situatie weer anders. Soms zijn deze omgangsvormen (hoe gaan ‘we’ met elkaar om op het werk of in de familie) cultureel bepaald en ongeschreven regels (lees: verwachtingen) geworden. Sommige mensen bepalen zelf wel of ze iemand willen zoenen of het liever bij een uitgestoken hand houden, maar dat is niet in iedere situatie zo eenvoudig en vanzelfsprekend als je je realiseert hoeveel onuitgesproken omgangsvormen er bestaan.

Hoe zit het met cliënten en leerlingen?

In de zorg en in het onderwijs besteden we aandacht aan omgangsvormen en grenzen. Ook de bekende ‘Fijne feestdagen!’-wens hoort daar wat ons betreft bij. Je leert cliënten en leerlingen bijvoorbeeld dat je niet iedereen zomaar een zoen of een knuffel geeft: als het om mensen gaat die je (nog) niet goed kent, is het vaak beter om een hand te geven. Ook is het belangrijk om aan te leren dat je mag aangeven wat je wel én niet prettig vindt. De boodschap: je mag gerust nee zeggen als je niet geknuffeld of gezoend wilt worden.

‘Zo gezegd’ is helaas vaak niet ‘zo gedaan’. Het in de praktijk brengen van deze boodschap kan nog knap lastig zijn. Daarom is het goed om hierover te praten, zeker nu de feestdagen eraan komen.

Praat er samen over 

Onze tip voor jou: bespreek met je cliënten en leerlingen niet alleen het kerstmenu, de oliebollen en eventuele vakantieplannen, maar ook hoe zij kunnen aangeven welke begroetingsvormen ze wel en niet prettig vinden. Bijvoorbeeld:

– Hoe zeg je tegen de oom met wie je niet heel close bent dat je geen zoen wilt maar hem liever een hand geeft?

– Waarom is het óók oké als je mensen alleen een hand wilt geven?

Praat samen met ouders, begeleiders, cliënten en leerlingen over wat prettig en veilig voelt. Zo zorgen we ervoor dat iedereen zich goed voelt tijdens de feestdagen.

 

Wij wensen iedereen een fijne kerst en een gelukkig nieuwjaar! 🎄

Artikel van Christel van der Horst 

 

 

Onderwijsvrijheid is een groot goed in Nederland. Helaas zijn er momenteel debatten in de Tweede Kamer met betrekking tot bezuinigingen in het onderwijs.

In het heden en verleden is er voortdurend strijd gevoerd over het recht op onderwijs. Wat opvalt is dat het zwaartepunt in de discussie ligt bij de ‘vrijheden van richting en inrichting’. Het gaat grofweg over ouders die recht hebben om eigen scholen te stichten, of over het recht van schoolbesturen om zelf de pedagogisch-didactische invulling van de school te bepalen. Het perspectief van het individuele kind blijft doorgaans onderbelicht. Terwijl ieder kind recht heeft op onderwijs en ontwikkeling, dus ook seksuele ontwikkeling? Onze zorg is in het huidige debat dat thema’s van seksuele voorlichting en vorming uit het onderwijs verdwijnen.

In deze podcast gaan Christel en Kaj in gesprek over deze vraag, specifiek tegen de achtergrond van de actuele politieke en maatschappelijke discussie over seksuele voorlichting in het onderwijs.

Voor meer achtergrondinformatie verwijzen we je naar het artikel wat Kaj geschreven heeft: https://fabriek69.nl/ieder-kind-heeft-recht-op-seksuele-ontwikkeling/